Geachte professor De Bruijne,
Afgelopen vrijdag bezocht ik in Utrecht de studiedag die georganiseerd was ter gelegenheid van de verschijning van uw nieuwe boek ‘Verbonden voor het leven’. Het was een dag die ik niet gauw zal vergeten, een dag die me verwarde en met een verdrietig gevoel huiswaarts deed gaan.
In Utrecht weerklonk luid applaus toen Mariecke van den Berg haar pleidooi voor queertheologie gehouden had. Maar na de kritische woorden van Ad Prosman bleef het akelig stil – precies hetzelfde overigens als op het partijcongres van de ChristenUnie een dag later toen het ongemakkelijk stil bleef na een kritische vraag over de kandidaatstelling van een homoseksueel partijlid, maar luid applaus klonk na het inclusieve betoog dat daarop volgde.
Ik kan mijn stemming die dag niet treffender karakteriseren dan met de opmerking die een mevrouw in de middagpauze me toevoegde: ‘Het is niet vijf voor twaalf, maar vijf over twaalf’.
Ik ken u niet persoonlijk, alleen van uw publicaties. Ik heb er verschillende gelezen; niet altijd met instemming, wel met waardering voor uw zorgvuldige manier van argumenteren en theologiseren. U bent niet iemand die het uzelf makkelijk maakt, ook niet in dit laatste boek. Het is een doorwrocht werk, een knap betoog. Maar het is levensgevaarlijk.
Voordat ik ’s morgens vertrok las ik in mijn stille tijd Jozua 21. Daar zegt God dat geen van Zijn woorden die Hij tot Israël sprak ter aarde waren gevallen. Het was Isráël dat Gods woorden ter aarde had laten vallen. Met als rampzalig gevolg dat een hele generatie het Beloofde Land niet kon binnengaan.
Ik ben bang dat uw boek hetzelfde effect zal hebben. Uw boek zal het brede midden van de kerk de argumentatie en legitimatie verschaffen om homoseksuele relaties (inclusief wat u noemt de ‘seksuele dimensie’) te aanvaarden. Gesteund door uw argumenten zullen mensen het Woord van God laten vallen. Met als gevolg dat ze Gods Koninkrijk niet binnen kunnen gaan.
Hoe weet ik dat? Omdat de Bijbel dat zegt. Wie de homoseksuele praxis beoefent staat straks buiten het Koninkrijk van God (1 Kor. 6: 10) – net als overigens allen die zich niet van harte bekeren van hun leugens, diefstal of andere vormen van seksuele onreinheid.
Dat is natuurlijk een woord van Paulus. Volgens u niet meer van toepassing op vandaag. Immers, wij weten meer. Wij weten wat Paulus nog niet wist: dat er een homoseksuele identiteit bestaat die zo diep is dat je dat vandaag niet meer kunt negeren. Dat heeft voor u zoveel gewicht dat dit zwaarder weegt dan die geladen woorden van Paulus. U ziet een beweging in het Nieuwe Testament – zo vertelde u vrijdag – waar man- en vrouw-zijn, rijk of arm, slaaf of vrij niet meer het zwaarst weegt. Dat geeft u de overtuiging deze beweging voort te zetten en nu ook uit te breiden met homoseksualiteit. Dat is niet nieuw, vele anderen gingen u daarin voor. Met dit verschil: nu betreft het geen vrijzinnige theoloog, maar een confessioneel denkend theoloog uit Kampen.
Maar u permitteert zich een vrijheid die het Nieuwe Testament u nadrukkelijk niet geeft. U bent eerlijk genoeg om te erkennen dat de Schrift gewoon geen ruimte ziet voor de homoseksuele praxis. U probeert er niet onderuit te draaien – zoals Erwich/Leene dat in hun recente boek wel deden – maar u geeft dat ruiterlijk toe. Alleen, u vindt dat we dat vandaag niet meer kunnen volhouden. U wilt weliswaar in lijn van de Bijbel gaan, maar ook daar bovenuit. Ik begrijp dat niet. Waarom weegt uw visie op homoseksualiteit vandaag zwaarder dan die van Paulus? Waarom laat u uw idee de ‘harde’ Schriftgegevens overrulen? Uw overtuiging dat de homoseksuele praxis vandaag aanvaardbaar is, is niet meer dan dat: uw overtuiging. De overtuiging van Ad de Bruijne. Een mensenwoord tegenover Gods Woord.
Dat is wat mij vrijdag zo raakte. Er zijn thema’s genoeg waar we van mening over kunnen verschillen, maar als het gaat over seksualiteit is het Schriftgetuigenis klip en klaar: alle vormen van seksualiteit buiten het huwelijk van één man en één vrouw zijn zonde. En van zonde moeten we ons bekeren, anders vallen we onder het oordeel van God. Wie of wat geeft u het recht dit eenduidige getuigenis naast u neer te leggen? Zo wordt toch – in de woorden van Diederik van Dijk in een indringende column afgelopen maandag in het Nederlands Dagblad – ‘de Bijbel monddood gemaakt’ en ‘de zonde weggeredeneerd’?!
Als gezaghebbend theoloog met een vooraanstaande positie in uw kerkverband wordt er naar u geluisterd, mensen laten hun mening en visie mede door uw woorden vormen. Dat is een grote verantwoordelijkheid, reden waarom ‘leermeesters’ – naar een woord van Jacobus – een ‘strenger oordeel zullen ontvangen’ (Jac. 3: 1). Ik vroeg u vrijdag of u ook overwogen hebt uw boek niet te publiceren. U gaf aan dat de nood van mensen u drong tot publicatie. Ik begrijp dat, die nood ís er en daar moeten we oog voor hebben. Maar weegt die nood nú zwaarder dan de nood stráks, als mensen door uw boek misschien verloren zullen gaan? Is het geen huiveringwekkende gedachte dat door ons toedoen mogelijk mensen Gods woorden ter aarde laten vallen en niet in kunnen gaan in het Beloofde Land? Dat zij door toedoen van dienaren van het Evangelie misschien verloren gaan? Bent u dan niet bevreesd onder het oordeel te vallen dat Jezus sprak tot Schriftgeleerden (!) toen Hij hen zei dat ze niet alleen zelf niet binnen konden gaan, maar ook anderen verhinderden binnen te gaan (Matth. 23: 13)? Waarom zou dat vandaag niet evenzeer het geval kunnen zijn? Zou die overweging u niet hebben moeten doen besluiten uw boek niet te publiceren of in elk geval niet in deze vorm en met deze inhoud?
Het bovenstaande schrijf ik met pijn in het hart. Ik vind u een begaafd theoloog en een sympathiek mens. Maar dat laat onverlet dat uw boek het zoveelste geval lijkt van ‘de theologen gingen voorop…’. Maar waar naar toe? U zegt ‘boven de Schrift’ uit te willen gaan. Maar wie boven de Schrift uitgaat, gaat zweven. Beter past ons het gebed: ‘Maak in Uw Woord, mijn gang en treden vast’ (Ps. 119: . Dat houdt ons laag bij de grond en dicht bij God. En zo niet, dan geldt het woord van Jeremia: ‘Zie, zij hebben het woord van de HEERE verworpen, wat voor wijsheid zouden zij dan hebben?’ (Jer. 8: 9).
Ik hoop van harte dat uw kerk u op uw schreden terugroept, of – nog beter – dat u zelf op uw schreden terugkeert. Jaren geleden schreef dr. Bert Loonstra een boek over dezelfde thematiek als u. Hij trok het terug en haalde het uit de handel. Ik hoop dat u hetzelfde doet. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Ik zou het een getuigenis vinden, een daad van liefde. Tot heil van mensen, tot heil van uzelf en tot eer van onze God.
Met hartelijke groet en zegenwens,
Dr. Maarten Klaassen