'In Uw licht zien wij het licht'

Psalm 36:10

Waarom ik de PKN heb verlaten

door | 2 december 2022 | Weblog

Ter kennisgeving het volgende. Zoals wellicht bekend ben ik al enige tijd verwikkeld in een kerkelijke procedure. Vorige jaar heb ik bij de classis waar ik destijds bij hoorde, de classis Delta, een gravamen ingediend waarin ik mijn bezwaren inzake ord. 5.4 in het licht van ontwikkelingen van de laatste jaren op het gebied van de omgang met het thema seksualiteit aan de orde heb gesteld.

Dit gravamen is in maart dit jaar door de classis  niet ontvankelijk verklaard. Daarop heeft een groep van ruim zeventig collega’s een brief naar classis en synode gestuurd het gravamen toch te behandelen. Op de laatste classisvergadering, eind september is dit verzoek echter niet gehonoreerd. De classispredikant reageerde met een persbericht. Kortom, de kerkelijke weg om dit bezwaar te behandelen is hiermee afgesloten. Wel is mij een gesprek toegezegd met de voorzitter en de scriba van de landelijke kerk. Dat gesprek heeft begin oktober plaatsgevonden. Hierbij heb ik verschillende bezwaarpunten die ook in het gravamen verwoord waren onder de aandacht gebracht en hen daarop bevraagd.

Een aantal punten die in het gesprek aan de orde geweest zijn:

  • Ik heb mijn onbegrip uitgesproken dat het gesprek over het thema seksualiteit – dat reeds in 2009 toegezegd was – zo lang op zich laat wachten. Ik begrijp de gevoeligheid, maar kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit telkens min of meer op de lange baan is geschoven. Twaalf synodeleden hebben onlangs gevraagd om dit in de novembervergadering van de synode te agenderen. Die toezegging is gelukkig gedaan, al werd daar wel bij gezegd dat het hierbij niet ging om kerkordeartikelen aan de orde te stellen – iets waar het mij wel om ging.
  • Ik heb de vraag gesteld waarom gemeenten in 2019, zonder daar op de hoogte van te zijn, getrakteerd zijn op een transgenderliturgie. Nu gebeurt het wel vaker dat er liturgieën ontworpen worden waar op het grondvlak weinig weet van is, maar bij zo’n gevoelig thema had dit toch echt anders gemoeten. Dit had tenminste heel zorgvuldig in de breedte van de kerk in bespreking gegeven dienen te worden. Mogelijk had dit dan ook de uitkomst geweest, maar dan was er in elk geval een transparant proces aan vooraf gegaan. Dat ontbrak nu geheel.
  • Met name de door het moderamen in 2018 gedane leesregel bij ord. 5.4 vormde onderwerp van gesprek. Hierin is gezegd dat het moderamen geen waardeoordeel uitspreekt over seksuele geaardheid, noch over het huwelijk of andere verbintenissen. Met name het tweede gedeelte van deze uitspraak heeft mij zeer verbaasd en vormde de directe aanleiding voor mijn gravamen. In het gesprek heb ik de vraag aan de orde gesteld wat de bijbelse-theologische onderbouwing is van deze woorden. Het antwoord kwam er op neer dat niet ieder bij zijn lezen van de Bijbel op dezelfde conclusies uitkomt als ik. Ik heb verder doorgevraagd wat Christus’ woorden in Matth. 19 in dit opzicht dan betekenen. Zijn deze woorden niet normatief voor ons spreken over huwelijk en seksualiteit? De suggestie die steeds wordt gewekt is dat oprechte christenen op dit punt tot verschillende uitkomsten kunnen komen. Hierop heb ik gewezen op de woorden uit de eerste Johannesbrief: wie niet blijft in de leer van Christus – en daar valt Matth. 19 ook onder – heeft God niet. Christus is niet los verkrijgbaar van de leer van Christus. En daarin neemt het huwelijk tussen man en vrouw een bijzondere plaats is, beeld als het is van het evangelie. Op mijn vraag of het moderamen afstand wil nemen van deze leesregel, kreeg ik een ontkennend antwoord. Als het moderamen dat zou doen zou de kloof met de synode te groot worden.

Met dit gesprek ben ik aan het einde van een lang proces gekomen. Sinds 2018 heb ik op meerdere momenten en op meerdere manieren gepoogd mijn zorg en kritiek te uiten en de kerk op te roepen tot inkeer en terugkeer naar een meer bijbels spreken over deze thematiek. Nadat mijn gravamen in maart dit jaar niet ontvankelijk werd verklaard en ook het revisieverzoek, gedaan door 75 collega’s, in de recente septembervergadering van de classis Delta niet in behandeling is genomen, is de kerkelijke weg tot verandering van deze gevoelige ordinantie tot een einde gekomen. Nu ook in dit gesprek bleek dat de kerk niet van plan is haar koers te wijzigen, rest mij niets anders dan mijn lidmaatschap van de Protestantse Kerk op te zeggen. Voor mij is in de loop der jaren steeds duidelijker geworden dat de ethiek van de kerk haar belijden raakt. Inzake de seksuele ethiek is het evangelie in het geding. Een kerk die weigert op haar schreden terug te komen en voortgaat de stem van Gods Woord in de wind te slaan, gaat aan het onderwijs van Christus en de apostelen voorbij. Van Charles Hodge leerde ik dat bij veranderingen in een kerk je deze óf van harte omhelst óf je er stilzwijgend bij neerlegt óf protesteert. Ik heb het laatste geprobeerd. Als hier geen gehoor aan gegeven wordt, is er – aldus Hodge – geen recht van permanent protest. Ik kan als dienaar van het Woord niet meer met een goed geweten me verhouden tot deze kerkorde en de daaraan gegeven uitleg en daarom zie ik geen andere weg dan de Protestantse Kerk te verlaten. Sinds oktober zijn we geen lid meer van de Protestantse Kerk, een stap die met verdriet genomen is. Zoals Francis Schaeffer ooit schreef:

‘Wanneer Christus niet langer Koning en Heere is in een kerk, dan kan die kerk niet langer onze loyaliteit hebben. Wanneer een kerk op de plaats komt waar het niet langer tucht kan uitoefenen, dan moeten we met tranen voor de Heere een tweede stap overwegen. Als de strijd voor leerstellige zuiverheid verloren is … kan het nodig zijn voor ware christenen om de zichtbare organisatie waarmee zij geassocieerd waren te verlaten. Maar let op: als wij onze kerk moeten verlaten, dan moet het altijd met tranen gebeuren, niet met tromgeroffel en vlagvertoon’.

In deze gestalte herken ik me. Het is met verdriet dat ik deze stap neem. Toen ik mijn lidmaatschapspapieren in handen kreeg voelde ik pijn. Achttien jaar ben ik lid van deze kerk geweest, heb er mijn opleiding ontvangen, ben er predikant geweest en gepromoveerd en heb er veel goede dingen ontvangen waar ik dankbaar voor ben. Toch weegt dit niet op tegen mijn groeiende zorg over de wijze waarop de kerk omgaat met dit fundamentele aspect van Gods Woord. Ik hoop van harte dat de kerk alsnog terugkeert van de ingeslagen wegen en bid haar Gods ontferming toe. Ik bid ook voor al die collega’s die op het grondvlak zich inzetten een verantwoord, bijbels geluid te laten horen. Ik heb bewondering voor hun moed en volharding. Zelf is het mij niet meer mogelijk dit op te brengen. Deze jaren hebben diepe sporen getrokken in mijn persoonlijk leven en ons gezin. Ik hoop dat deze stap weer enige rust terugbrengt. Als gezin hebben wij ons inmiddels aangesloten bij de Hersteld Hervormde Pniëlkerk in onze woonplaats Barneveld. Na gehoord te zijn door de Commissie Toelating ben ik gisteren, 1 december, door het Breed Moderamen van de Hersteld Hervormde Kerk toegelaten tot de bediening van Woord en sacrament.

Dat ik deze stap zet betekent niet dat ik me niet van harte verbonden weet met heel veel mensen en gemeenten binnen de Protestantse Kerk. Ik heb een geding met de leiding van de PKN, niet met de gemeenten in de PKN. Die verbondenheid is er nog steeds en ik hoop van harte dat die band in de toekomst ook blijft bestaan. Tenslotte: ik kan me voorstellen dat deze stap gemengde reacties zal opleveren. Dat is begrijpelijk. Laat het duidelijk zijn dat deze stap strikt persoonlijk is. Ik begeer geen onrust of reuring te veroorzaken. Ik verlang ook niet naar instemming, noch kritiek of afwijzing. Een ieder zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd. Ik heb Sion lief en hoop ook in de toekomst Gods kerk in Nederland te mogen blijven dienen. De Heere ontferme Zich over Zijn kerk in ons land en geve dat ondanks haar gebroken gestalte er eenheid zal zijn in Woord, geloof en genade.

Ds. M. Klaassen, Barneveld, 2 december 2022

Trefwoorden voor dit artikel: