Enige tijd geleden ben ik weer bevestigd als dienstdoend predikant. Na een tussentijd van twee jaar werkzaamheden voor Bijbels Beraad m/v mocht ik de herdersstaf weer opnemen in een ‘eigen’ gemeente. Het is best wel een aparte ervaring om weer in het ‘ritme’ van het predikantschap te komen. Dominee ben je niet in contracturen, maar altijd. Waar ik bij Bijbels Beraad afspraken meestal lang van te voren maakte, weet je dat als predikant dingen heel onverwacht op je pad kunnen komen. Waar ik bij Bijbels Beraad het hele land doorkruiste, heb ik nu weer een eigen ‘honk’. Ook het vergaderwerk – dat ik overigens niet gemist heb – vult weer een belangrijk deel van de avonden. Toch is het een vreugde en een voorrecht weer in ‘volle dienst’ te mogen staan. Met name de wekelijks preekvoorbereiding heb ik wel gemist. Ik preekte wel, maar omdat de week gevuld was met andere activiteiten was het meestal preekstof die ik wel eerder behandeld had. Het is een grote zegen om vanaf maandagmorgen aan de slag te mogen met een Bijbelgedeelte wat de hele week met je meegaat en zondag ontvouwd mag worden.
Enige tijd geleden werd ik bij het Bijbellezen getroffen door de geschiedenis van de wonderbare visvangst (Luk. 5: 1-11). Ik heb er uit gepreekt bij mijn intrede. Ondanks het tegensputteren van Petrus raakten de netten vol – wat hem diep verootmoedigde: ‘Ga uit van mij, want ik ben een zondig mens’. Maar juist zo wil de Heere hem gebruiken. Jezus belooft hem en de andere discipelen dat zij voortaan mensen zullen vangen. Dat is een mooie aanduiding van een dominee: visser der mensen (V.D.M.). Ze brengen zelf overigens geen vis in het net. De discipelen – ervaren vissers – hadden de hele nacht niets gevangen. Petrus moest eerst zijn ongeschiktheid inleven voordat hij geschikt was voor zijn nieuwe beroep. God heeft geen mensen nodig, maar wil ze toch gebruiken. De geschiedenis raakte me temeer omdat in Arnemuiden, mijn vorige gemeente, boven de consistoriedeur de woorden van Petrus vermeld stonden: ‘Doch op Uw woord zal ik het net uitwerpen’ – woorden die me menigmaal getroost hebben, vlak voordat we de kerk binnenging. Wat ook bijzonder was: op de dag voor de bevestiging kregen we van vrienden een prachtige houten broodplank. Met daarop de woorden gegraveerd: ‘De wonderbare visvangst’. Ze wisten niet dat ik de dag daarop met deze woorden intree zou doen. De bijgevoegde kaart vermeldde: ‘Voor een visser van mensen geldt geen vangstbeperking’. Gelukkig maar… Van prof. Wisse gaat het verhaal dat hij eens zat te vissen en daarover door een verbolgen gemeentelid werd aangesproken. ‘Vist u, dominee? U bent toch een visser der mensen’. Waarop Wisse repliceerde: ‘Ja, maar deze bijten beter…’. Gelukkig maar dat de Heere er zelf voor zorgt dat de netten vol worden…