In de bekende gelijkenis van de zaaier (beter: de gelijkenis van de grondsoorten) in Markus 4 haalt Jezus in vers 11-12 de ontzaglijke woorden uit het roepingsvisioen van Jesaja (Jes. 6) aan om aan te tonen dat mensen van Gods woorden ook kunnen verharden, zodat het horen van het evangelie niet tot je voordeel, maar tot je oordeel dient: ‘Opdat zij ziende zien en niet bemerken, en horende horen, en niet verstaan; opdat zij zich niet te eniger tijd bekeren, en hun de zonden vergeven worden’. Wordt het evangelie ook verkondigd met de intentie dat mensen er niet veranderd worden, maar juist het tegendeel: verharden? Een tekst waar veel vragen over leven. Een poging tot een antwoord.
Deze tekst – en de parallelteksten in Mattheüs 13 en Lukas 8 zijn moeilijk om te verstaan. Ik denk dat een manier om de tekst beter te begrijpen is, samenvalt met het verstaan van Jezus’ missie, die allereerst op Israel gericht was. Dat geldt ook voor de gelijkenis van de zaaier. Als je in Lukas 4 leest dat de mensen in Nazareth het Woord dat Jezus spreekt verwerpen (en Hem erbij!), zie je de harde grond en de vogels die het zaad wegpikken voor je. Al Gods profeten tot op Johannes de Doper hebben veelzins tot dovemansoren gesproken. Dat vindt zijn climax in de verwerping van Jezus Zelf.
Jezus’ woorden werken dus niet alleen revelerend, maar ook verhullend en zelfs verhardend. Dat zit vooral in het al dan niet krijgen van de uitleg: waar de discipelen wel de uitleg horen, krijgt de schare dat niet (vgl. vers 11). Dat zorgt er voor dat ze wel horen, maar toch niet verstaan.
Alles heeft te maken met de dispositie van degene die hoort: is er ontvankelijkheid of vooroordeel of zelfs bij voorbaat veroordeling? NT-icus Darell Bock wijst er op dat we dat we in ogenschouw moeten nemen dat degenen die hier staan ‘onwillig zijn’: ‘In saying that the parables’ purpose is to conceal, there is an assumption, suggested by the allusion to Isaiah, that the concealing takes place for those who are resistant to hearing’ (D.L. Bock, Luke, vol. 1: 729). Dat is ook te zien bij de tekst in zijn oorspronkelijke context: Jesaja profeteert ook tegen een onwillig en ongehoorzaam volk.
De dispositie van Jezus’ meeste hoorders was helaas negatief. De tekst laat dat ook zien: ze zien niet omdat ze niet doorzien, ze horen niet omdat ze niet begrijpen. Dat is de gesteldheid van het natuurlijke hart. Dat zie je nog beter als je even kijkt hoe Paulus deze tekst gebruikt bij zijn joodse hoorders in Rome (Hand. 28: 26-27) waar hij nadrukkelijk wijst op de gesteldheid van het hart: het is vetgeworden en dichtgeslibd. Zou dat niet zo zijn, dan zouden ze zien, horen en begrijpen (Hand. 28: 27). Er kan dus een punt komen dat God mensen overgeeft aan de boosheid van hun eigen hart. Tegelijk zeg ik er wel bij: daar gaat wel wat aan vooraf. Daar is meestal een lange cyclus van waarschuwing en appel aan voorafgegaan. Blijkbaar zat een deel van Jezus’ tijdgenoten op die cruciale grens. ‘…this concealing function of the parables is a response to previous rejection of Jesus, a rejection that has consequences’, (Bock, ibid.)
Een en ander valt onder het mysterie van Gods verborgen raad. Jezus licht er hier een tipje van op: Zijn woord zal niet alleen dienen ten voordeel, maar ook ten oordeel. Die verborgen raad erkennen en belijden we. God wordt gerechtvaardigd niet alleen in het behoud van zondaren, maar ook in hun oordeel.
Dat is echter niet het uitgangspunt voor de evangelieverkondiging. De verborgen dingen zijn voor de HEERE; de geopenbaarde voor ons en onze kinderen (Deut: 29: 29). En die openbaring is helder genoeg: Bekeert u en gelooft het evangelie (Mark. 1: 15)!