Onlangs verscheen er een boekje van de bekende Engelse theoloog Tom Wright dat als titel heeft ‘Pleidooi voor de Psalmen’. Wright zegt in dit boekje dat de Psalmen de levensader zijn van de christen. We kunnen niet zonder, voor ons gebedsleven, onze lofprijzing en geestelijke gezondheid. De Psalmen volgens hem horen tot de wortels van het christendom.
In de traditie van de kerk hebben de Psalmen dan ook een grote betekenis gehad. In de kloosters werden de Psalmen elke dag gezongen, in een week het hele Psalter door. En ook in de gereformeerde traditie nemen ze hoge plaats in. Het was Calvijn in Geneve die de Psalmen in volkstaal liet vertalen en ze zijn gemeente leerde zingen. Dat was revolutionair, want de gemeente zong niet – dat deed alleen het koor.
In dit boekje uit Wright zijn zorg dat de Psalmen in de hedendaagse kerkelijke praktijk het steeds moeilijker krijgen. Zoals gezegd horen de Psalmen tot de wortels van het christendom. Wat gebeurt met een boom, als je de wortels aantast? De Psalmen hebben steeds meer concurrentie van het vrije lied. Dat betreurt Wright. En terecht. Want de Psalmen hebben zoveel te bieden.
Zij bieden een venster op God. Er wordt gezongen wie God is: barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van goedertierenheid (Ps. 103: 8). Er wordt gezongen wat Hij doet. God is de Schepper, heel de schepping getuigt van Zijn grootheid: ‘De hemel vertelt Gods eer, het uitspansel verkondigt het werk van Zijn handen’ (Ps. 19: 2).
Hij is ook de God die Israel verkoren heeft, die een verbond met hen gesloten heeft, die Zijn woorden en wetten aan Israel gegeven heeft (Ps. 147: 19). Hij is ook de God die Zijn Koninkrijk vestigt. Dat gaat verder dan Israel. In sommige psalmen komt heel de wereld in beeld. Ook de heidenen moet verkondigd worden wie de HEERE is (Ps. 96: 3). En bij dat Koninkrijk dat komt hoort ook de Messias, de grote Zoon van David die eens van zee tot zee regeren zal (Ps. 72: 8).
Maar de psalmen bieden niet alleen een venster op God, ze bieden ook volop ruimte voor de beleving van de gelovigen. Hun verlangen, hun verdriet, hun schuldbesef, hun verwondering over Gods genade, hun uitbundige lofprijzing – het loopt als een rode draad door de Psalmen heen.
Luther zei: ‘Waar vinden wij treffender woorden van vreugde dan in de lof- of dankpsalmen? Daar ziet u alle heiligen in het hart; het is alsof u in prachtige lusthoven kijkt, ja, als in de hemel; het lijkt wel of daar prachtige, het hart verblijdende bloemen groeien: kostelijke, blijde gedachten over God, vanwege Zijn weldadigheid. Aan de andere kant – waar vindt u diepere woorden vol van jammer en treurnis dan juist in de klaagpsalmen. Dan ziet u weer alle heiligen in het hart, als in de dood, ja, als in de hel. Hoe onheilspellend donker is het daar waar men de toorn van God gewaarwordt. Ook als zij spreken over vrees en hoop, gebruiken zij zulke woorden, dat geen schilder de vrees of de hoop zo zou kunnen uitbeelden en geen Cicero of welke redenaar dan ook die zou kunnen uitdrukken’.
De Psalmen zijn een palet: van donker naar licht, alle kleuren van het leven, alle kleuren van het geloofsleven komen we tegen.
Daarom is het belangrijk dat we de Psalmen blijven zingen. Zij geven stem aan de hoogten en diepten van het geloofsleven op een wijze die we zelf niet zouden kunnen, vooral op momenten dat de woorden je soms ontbreken. Het belangrijkste is dat wij ons er door Gods genade in herkennen mogen: hetzelfde verlangen naar God, hetzelfde berouw over onze zonde, hetzelfde verlangen om Hem groot te maken om Zijn onuitsprekelijke genade en heerlijke eigenschappen en dezelfde hoop en verwachting naar Zijn heerlijk Koninkrijk.