„Eigenlijk is dat heel wonderlijk, elke trouwdienst eindig ik met een zegenwens voor Israël: De Heere zal u zegenen uit Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al de dagen uws levens, en gij zult uw kindskinderen zien. Vrede over Israël!” zegt ds. M. Klaassen uit Sliedrecht (hervormd, PKN). Is het dan toch waar dat de Bijbelse beloften voor Israël overgegaan zijn op de kerk? De Sliedrechtse predikant heeft zich regelmatig met dit vraagstuk beziggehouden.
Er zijn altijd christenen geweest die verwachting voor Israël hadden. Ds. Klaassen: „In de vroege kerk kom je twee lijnen tegen: de harde lijn, waarbij er geen plaats is voor Israël, en ook een duidelijke lijn waarin de toekomstige bekering van Israël verwacht wordt. Zelfs de kerkvader Johannes Chrysostomus, iemand die zich heel kritisch over de Joden heeft uitgelaten en zelfs uitspraken op het randje van antisemitisme deed, geloofde daar wel in.
Die lijn is voortgezet door puriteinen en nadere Reformatoren, zoals W. à Brakel en Th. van der Groe. Die hadden vaak ook een positieve waardering voor het Joodse volk in hún tijd. In Engeland en de Nederlanden kregen vluchtende Joden onderdak.” De dominee vervolgt: „Ook de mannen van het Réveil en later enkele predikanten in de Gereformeerde Gemeenten, zoals de dominees Fransen en Fraanje, verwachtten een volksbekering van Israël. Na de stichting van de staat Israël in 1948 bloeide die gedachte sterk op. Wel was het een lijn naast andere. Kohlbrugge, Kuyper, Bavinck, Schilder: geen van allen hadden ze oog voor een toekomstige bekering van Israël.”
Tot voor kort leek verwachting voor Israël in bijna de gehele gereformeerde gezindte gemeengoed te worden. De laatste tijd lijkt er echter een tegengestelde beweging op gang te komen. Meningsverschillen binnen het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond en een boek van dr. S. Paas (zie kader) wijzen daarop. Ds. Klaassen: „Ik zie daarvoor hoofdzakelijk twee redenen. In het voortgaande Bijbels-theologische onderzoek is over het algemeen weinig plaats voor de landbelofte. Daarnaast heeft de Palestijnse kwestie ook mensen aan het denken gezet.”
Vervangingstheologie
Eén van de sleutelwoorden in de discussie over de vraag of er nog beloften voor Israël openstaan is het woord vervangingstheologie. Ds. Klaassen: „Dat is de opvatting dat het etnische volk Israël in de nieuwe bedeling geen speciale functie meer heeft in het heilsplan van God. Daarom zijn er geen speciale beloften meer voor dit volk. De christelijke kerk heeft Israël volledig vervangen.”
„Vaak heeft de kerk het Oude Testament geestelijk-typologisch benaderd,” vervolgt de dominee. „In die visie zijn de beloften die profeten, zoals Zacharia, aan Israël adresseren, overgegaan op de nieuwtestamentische gemeente. Dat zie je bijvoorbeeld in de kanttekeningen op de Statenvertaling en in de vroege kerk. Dat wil echter niet zeggen dat er dan geen sprake kan zijn van het geloof in de toekomstige bekering van het volk Israël op grond van Romeinen 11. Dat zie je zowel in de kanttekeningen als bij vele kerkvaders in de vroege kerk. In dat geval is er dus géén sprake van vervangingstheologie! Zelf kan ik me daar toch niet helemaal in vinden. Je zult deze dingen per profetie moeten bekijken. Heeft deze betrekking op de gemeente, op Christus of moet je van deze belofte zeggen: deze geldt alleen maar voor Israël? Het antwoord op deze vraag moet blijken uit het verband waarin de belofte gedaan is.”
Twee lijnen
Paulus spreekt in zijn brieven nogal eens over de eenheid van Jood en heiden in de christelijke gemeente. Efeze 2: 14 bijvoorbeeld: ‘Hij is onze vrede, Die deze beiden één gemaakt heeft en de middelmuur des afscheidsels gebroken hebbende…’. Ds. Klaassen: „Gods beloften voor Israël zijn voor een heel groot deel tot vervulling gekomen in de christelijke gemeente. Zie de roeping van de heidenen, de inlijving in Israël in Psalm 87. De Heere beloofde al aan Abraham dat hij erfgenaam van de wereld zou worden. In Jesaja 49:6 zegt de Heere tegen de Messias: ‘Het is te gering dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn, om op te richten de stammen van Jakob, en om weder te brengen de bewaarden in Israël; Ik heb u ook gegeven tot een licht der heidenen, om Mijn Heil te zijn tot aan het einde der aarde’. In de loop der jaren ben ik gaandeweg tot de conclusie gekomen dat de nieuwtestamentische gemeente niet de vervanging van Israël is, maar wél de vervulling! Zonder dat ik daarmee zeg: het etnische volk Israël, het land en de bekering van Israël doen er niet meer toe. Messiasgelovigen uit de Joden én uit de heidenen vormen sámen de vervulling van het verbond met Abraham: het Israël Gods uit Galaten 6:16. Ook Petrus schrijft dit in 2:9: ‘Maar gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom…’. Een citaat uit Exodus 19:6. Daar slaat het op Israël, maar Petrus betrekt het op de gemeente. Hier is geen sprake van vervanging van Israël, maar van uitbreiding. Ook in Romeinen 2:29 is dat zo. Je bent een kind van Abraham als je in zijn voetstappen gaat, in het spoor van het geloof. Dan ben je besneden van hart en behoor je tot het Israël Gods, het uitgebreide, geestelijke Israël.”
Romeinen 11
In Romeinen 11:17 gaat het over één olijfboom. Het lijkt heel aannemelijk dat met geheel Israël uit vers 26 ook die ene boom bedoeld wordt. Ds. Klaassen: „Die olijfboom is het volk van God met natuurlijke Joodse en ingeënte heidense takken. Daarom is er ook geen kloof tussen Israël in het Oude en de gemeente in het Nieuwe Testament, want beide soorten takken zitten aan dezelfde boom. Daarna volgt in vers 23 de mogelijkheid dat de afgebroken takken weer ingeënt kunnen worden. De afgebroken takken zijn niet uit Gods oog. God zal ze weer oprapen, zegt vers 24. Het geheel van die afgebroken en weer ingeënte takken, en niet de hele boom, is het gehele Israël van vers 26. Dat past ook in het verband van de hoofdstukken 9 tot en met 11. Met ‘Israël’ wordt daar steeds het volk Israël bedoeld.”
Landbelofte
Ds. Klaassen is er vast van overtuigd dat de landbelofte voor Israël nóg geldt. „In het Nieuwe Testament speelt die belofte geen prominente rol, maar die wordt wel verondersteld. Lucas 21:24 geeft dat duidelijk aan: ‘Jeruzalem zal door de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen vervuld zullen zijn’. Let op het woordje totdat. Er komt dus een tijd dat Jeruzalem niet meer in bezit van de heidenen zal zijn, maar dat God weer iets met die stad zal doen. Daarom is er geen reden om aan te nemen dat de landbelofte aan Abraham niet meer geldt,” zegt de dominee.
„In Romeinen 4:13 haalt Paulus ook de landbelofte aan, maar dan zegt hij dat Abraham daardoor een erfgenaam der wereld zal genoemd worden. Uiteindelijk moet je daarom tóch zeggen: ‘Hoe belangrijk Israël ook voor God is, het is niet Gods einddoel. Het gaat uiteindelijk om de vernieuwing van de hele kosmos: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waarop gerechtigheid woont. Naar dat Jeruzalem, naar die stad Gods die fundamenten heeft, hebben de aartsvaders volgens Hebreeën 11 al uitgezien. Dat is tegelijk het geestelijke Kanaän uit Hebreeën 3 en 4, de plaats van de rust voor het volk van God. Maar… dit mag je niet zeggen in een poging de landbelofte voor Israël ongedaan te maken!”
De staat Israël
„Ik ben heel voorzichtig alle profetieën te gaan duiden, maar ik geloof wel dat we in de oprichting van de staat Israël Gods trouw aan Zijn beloften mogen zien. In een Joods gebedenboek staat: ‘de oprichting van de staat is een ontluikend begin van Israëls verlossing’. Dr. P. de Vries zegt hierover terecht: ‘We moeten ons zowel wachten voor een houding die geen enkel verband ziet met de vervulling van Gods beloften, als voor een houding die zonder reserve van een vervulling uitgaat. De terugkeer naar het land is geen doel op zich, want christenen zien ernaar uit dat heel Israël Jezus als Messias erkent en aanvaardt’.”
De dominee vult aan: „Deze bescheidenheid houdt ook in dat ik heel terughoudend ben over de grenzen en hoe het beloofde land er uit moet gaan zien. En ik wil al helemáál geen vergelijking trekken met de verovering van het land door Jozua. We behoeven God niet eigenhandig te helpen met het vervullen van Zijn beloften. Israël heeft recht op een plaats in het land. Maar de Schrift spreekt ook van recht en gerechtigheid. Ook de vreemdeling en bijwoner heeft volgens het Oude Testament rechten.”
Vrede over Israël
„Het is onze taak als kerk om in de lijn van Psalm 122 te bidden om de vrede voor Jeruzalem,” vervolgt ds. Klaassen. „Ik zie niet in waarom die opdracht er nu niet meer zou zijn. We mogen kritisch zijn op Israël en op het beleid dat Israël voert, maar we mogen alles wat we via Israël ontvangen hebben nooit vergeten: de Schrift, de Messias, eigenlijk ons hele geloof. Dat is meer dan voldoende om dit volk een heel warm hart toe te dragen en te bidden om de vrede voor Jeruzalem.
Persoonlijk doe ik regelmatig in de kerkdienst voorbede voor Israël en ook in mijn persoonlijke gebeden neemt Israël een grote plaats in. Ik mag daarbij op twee dingen wijzen. Ik mag de Heere wijzen op Zijn belofte dat er, net als in de tijd van Elia, ten allen tijde een rest zal zijn, de gelovigen uit de Joden die Jezus als Messias erkennen. Zij hebben ons gebed en onze steun hard nodig. We mogen ook bidden voor de regering van Israël, dat die het land met wijsheid en beleid zal regeren, omdat God nog een toekomst voor dat land heeft. En dan mag je ook bidden dat de dag van de bekering en vrede voor Israël spoedig aan mag breken. En dan bedoel ik die vrede waarvan de apostel in Efeze 2 zegt: ‘Hij is onze vrede’. Er is, ook voor de Jood, geen echte vrede buiten Jezus, de Messias.”
In: Gezinsgids, 04-12-2014, 46-51